In de literatuur over privacy wordt veelal verwezen naar: Warren and Brandeis, The Right to Privacy, Harvard Law Review, Vol. IV, December 15, 1890. No. 5. Warren en Brandeis benoemen als eersten het recht op privacy en verbinden dit aan de bescherming van de immuniteit van het individu.
Warren en Brandeis maken inzichtelijk hoe het recht zelf in de loop der tijd ontwikkeld is en een toenemend aantal aspecten beschermt van het individu. Eerst was er de bescherming van lichaam en eigendom tegen “force and arms” (vi et armis). Het ‘recht op leven’ was in deze periode een bescherming tegen mishandeling en diefstal. Later ontwikkelde ‘het recht op leven’ tot: “the right to enjoy life,—the right to be let alone” (Warren and Brandeis, p. 194).
In feite beschrijven Warren en Brandeis hiermee dat ‘het recht op leven’ voor het individu allereerst een negatieve vrijheid betekende en uiteindelijk een positieve vrijheid. Deze manieren om naar vrijheid te kijken is gangbaar in filosofie en sociologie. Hiermee wordt uitgedrukt dat vrijheid ofwel ontstaat door de afwezigheid van iets (negatief) of de aanwezigheid van iets (positief). Negatieve vrijheid is de “vrijheid van invloed van anderen”, een vorm van bevrijding. Positieve vrijheid is de “vrijheid tot het inzetten van je eigen vermogen”.
Warren en Brandeis duiden voorts het motief voor de ontwikkeling van ‘het recht op leven’, of, zoals zij dit ook noemen: ‘full protection in person and in property’. Vanwege de erkenning namelijk van ‘man’s spiritual nature, of his feelings and his intellect‘ (Warren and Brandeis, p. 194) en de wens deze te beschermen, werd de reikwijdte van het recht steeds breder. Zo werd bescherming van eigendom bijvoorbeeld niet langer beperkt tot tastbaar bezit, maar werd dit ook van kracht voor immateriële goederen.
The right to be let alone.
Terug naar Warren en Brandeis. Voor het recht ‘to be let alone’ verwijzen zij naar: T.M. Cooley, A Treatise on the Law of Torts or the Wrongs that Arise Independent of Contract. Chicago, Callaghan, 1880. Cooley verwoordt namelijk in zijn verhandeling het begrip “personal immunity” als volgt:
“The right to one´s person may be said to be a right of complete immunity, to be let alone.” (Cooley, p. 255)
T.M. Cooley
What is whispered in the closet shall be not proclaimed from the house-tops.
Warren en Brandeis verbinden het recht ‘to be let alone’ vervolgens aan ‘the right to privacy’. De redenering verloopt via een aantal stappen. In het citaat hieronder wordt duidelijk dat het hen voor wat betreft het recht op privacy gaat om bescherming tegen het publiekelijk verspreiden van informatie (waaronder foto’s) die is verkregen op basis van het binnendringen in de privésfeer of de beslotenheid van de huiselijke omgeving van iemand.
Recent inventions and business methods call attention (…) for the protection of the person, and for securing to the individual what Judge Cooley calls the right “to be let alone”. Instantaneous photographs and newspaper enterprise have invaded the sacred precincts of private and domestic life; and numerous mechanical devices threaten to make good the prediction that “what is whispered in the closet shall be proclaimed from the house-tops.” (Warren and Brandeis, p. 196)
Warren en Brandeis zien vervolgens dat binnen de bestaande wetgeving het principe van bescherming van privacy al bestaat, namelijk in de bescherming van ongewenste publicatie van persoonlijke geschriften. Om die reden, zo is de redenering, verdient dit principe van privacy een zelfstandig recht om beschermd te worden: het recht op bescherming van privacy.
(…) the protection afforded to thoughts, sentiments, and emotions, expressed through the medium of writing or of the arts, so far as it consists in preventing publication, is merely an instance of the enforcement of the more general right of the individual to be let alone. (Warren and Brandeis, p. 205)
(…) the existing law affords a principle which may be invoked to protect the privacy of the individual from invasion either by the too enterprising press, the photographer, or the possessor of any other modern device for recording or reproducing scenes or sounds. (Warren and Brandeis, p. 206)
The principle which protects personal writings and any other productions of the intellect or of the emotions, is the right to privacy, and the law has no new principle to formulate when it extends this protection to the personal appearance, sayings, acts, and to personal relation, domestic or otherwise. (Warren and Brandeis, p. 213)