Ten geleide
Het ligt voor de hand om een begrip als “privacy” te benaderen als een containerbegrip. Ik stel echter een ander beeld voor dat m.i. meer recht doet aan de complexiteit van het onderwerp. Zie “privacy” als een improviserend jazz ensemble met muzikanten die elke een eigen geluid hebben en op elkaar reageren. In de rapporten over privacy die verschijnen wordt vaak één van de muzikanten in de spotlight gezet, om bij de beeldspraak te blijven, maar het geheel, het samenspel blijft meestal buiten beeld.
In deze bijdrage, die overigens de vorm aanneemt van een vrij lange digitale boekrol, zal ik vanuit verschillende invalshoeken het onderwerp privacy benaderen. Ik nodig u van harte uit om naar beneden te scrollen en te reageren op de observaties. Doelstelling van mijn analyse is een antwoord te vinden op de vraag: “hoe recht te doen aan privacy?”.
De volgende invalshoeken komen te zijner tijd aan bod: juridisch, historisch, moreel / ethisch, filosofisch en maatschappelijk. Voorts bekijk ik ‘privacy’ vanuit de invalshoek van bescherming van veiligheid in nationale context en vanuit ICT-toepassingen en techniek. Tenslotte probeer ik de samenhang, en de complexiteit die daarmee samenhangt, te doorzien.
Mochten in het onderstaande gebreken blijken, meld mij dit aub – ik neem hiervoor de verantwoordelijkheid.
Veel van de inzichten zijn geïnspireerd door, of komen tot stand in, de vruchtbare gesprekken die Bram Abels en ik met enige regelmaat voeren. Ik waardeer deze gezamenlijke ontdekkingstochten zeer. De dialogen eindigen vaak in een aporie, dus we gaan niet met pasklare antwoorden naar huis, maar lopen de mijlen en de extra mijlen om het plaatje in beeld te krijgen. Mocht het onderstaande u aanspreken, dan is Bram daar dus mede verantwoordelijk voor.
The right to privacy; the right to be let alone.
In de literatuur over privacy wordt veelal verwezen naar: Warren and Brandeis, The Right to Privacy, Harvard Law Review, Vol. IV, December 15, 1890. No. 5. Warren en Brandeis benoemen als eersten het recht op privacy en verbinden dit aan de bescherming van de immuniteit van het individu. Zij zien het recht op privacy als één aspect van het recht om persoonlijke immuniteit; van het recht ‘to be let alone’.
Het recht ‘to be let alone’ werd geïntroduceerd in: T.M. Cooley, A Treatise on the Law of Torts or the Wrongs that Arise Independent of Contract. Chicago, Callaghan, 1880. Cooley verwoordt namelijk in zijn verhandeling het begrip “personal immunity” als volgt:
“The right to one´s person may be said to be a right of complete immunity, to be let alone.” (Cooley, p.255)
What is whispered in the closet shall be not proclaimed from the house-tops.
Warren en Brandeis verbinden het recht ‘to be let alone’ vervolgens aan ‘the right to privacy’. Het gaat hen voor wat betreft het recht op privacy om bescherming tegen het publiekelijk verspreiden van informatie (waaronder foto’s) die is verkregen op basis van het binnendringen in de privésfeer of de beslotenheid van de huiselijke omgeving van iemand.
[Zie hier voor een uitgebreidere analyse van de redenering van Warren en Brandeis.]
Privacy definiëren?
Er kleven twee bezwaren aan de zienswijze van Warren en Brandeis; gezien vanuit het heden in Nederland. Namelijk de koppeling van privacy aan persoonlijke immuniteit en de nadruk op de distributie van informatie.
Prof.mr. G. Overkleeft-Verburg verwoordt deze twee bezwaren in haar bijdrage: Het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in: A.K. Koekkoek (red.), De Grondwet, Een systematisch en artikelsgewijs commentaar. Derde druk, Deventer, 2000. Zij stelt (Overkleeft-Verburg, p. 156):
De kern van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of privacy is de bescherming van het recht op persoonlijke vrijheid en individuele autonomie, zowel in relatie tot de overheid in de afbakening van de privé-sfeer tot de publieke sfeer, als in relatie tot de rechten en vrijheden van anderen. Het achterliggende mensbeeld van de grondwetgever is echter niet dat van een zuiver individualisme. Voorop staat de vrijheid in gebondenheid, mede toegesneden op deelname aan uiteenlopende persoonlijke, maatschappelijke en politieke verbanden. Het recht op privacy is derhalve zowel betrokken op de idee van de democratische (en sociale) rechtsstaat, die op verschillende niveaus participatie van vrije en mondige burgers veronderstelt, als op de notie van menselijke waardigheid.
Laatstgenoemd element verzekert een ethische inslag in het grondrecht op privacy, stelt immers de persoon in het recht voorop.
Persoonlijke immuniteit sec als uitgangspunt voor privacy is dus te individualistisch. Het recht op privacy van een burger is, zo lezen we in bovenstaand commentaar op artikel 10 uit de Grondwet, namelijk een recht dat bestaat zowel in relatie tot de overheid (afbakening van de privé-sfeer tot de publieke sfeer) als in relatie tot de rechten en vrijheden van anderen.
Het zijn vervolgens precies de afbakening van de privé-sfeer tot de publieke sfeer en het afwegen van de rechten en vrijheden van de één versus de rechten en vrijheden van de ander die het onderwerp ‘privacy’ ondefinieerbaar maken.
Everyone has three lives: a public life, a private life, and a secret life.
Voeg daar met E. Guldix [De persoonlijkheidsrechten, de persoonlijke levenssfeer en het privé-leven, VUB, 1986. Zie: Michel Walrave, Privacy : What’s in a word? De bescherming van de ruimtelijke en informationele levenssfeer in commerciële relaties.] aan toe dat er nadere nuances zijn te maken met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer. Guldix heeft een ‘sferentheorie’ uitgebouwd waarbij er binnen de persoonlijke levenssfeer drie sferen worden onderscheiden, voorgesteld als concentrische cirkels rond de persoon:
De kleinste concentrische cirkel, ‘la vie intime’ of de intieme sfeer, omvat gegevens die enkel het individu zelf kent en wenst te onttrekken aan de aandacht van derden. Uitzonderlijk kunnen derden op de hoogte gebracht worden van één of meerdere van deze gegevens, enkel wanneer de betrokkene ze dus zelf meedeelt. De privé-sfeer vormt de middelste concentrische cirkel en verzamelt aspecten van de persoonlijkheid die minder afgeschermd zijn van de buitenwereld maar toch nog een privé-karakter hebben. Het gaat niet alleen om feiten, maar ook meningen, gevoelens, attitudes die mits nauw, bestendig en herhaaldelijk contact met de betrokkene gekend kunnen worden door derden. Tenslotte bevat de openbaarheidssfeer alle overige levensuitingen die door iedereen gekend kunnen worden omdat ze zich in de publieke sfeer afspelen. De persoonlijke levenssfeer is in die optiek een overkoepelende benaming voor de drie sferen rond een individu.
Gabriel García Márquez signaleerde op vergelijkbare wijze: “Everyone has three lives: a public life, a private life, and a secret life.”
Wordt vervolgd…